Ik zucht zacht als ik zie welk Bijbelgedeelte morgen aan de beurt is. De zaligsprekingen, lees ik op het jaarrooster. Wat moeilijk voor groep 7 en 8! Gelukkig is het een Bijbelleesles, dan vind ik het wat minder lastig om de aandacht van de kinderen erbij te houden dan wanneer ik erover moet vertellen. Ik zoek het Bijbelgedeelte op, pak het werkblad en de handleiding van de methode erbij en begin met de voorbereiding. Op naar morgen!
De zaligsprekingen: ik vind het een mooi en inspirerend Bijbelgedeelte, maar vooral voor volwassenen. Hoe breng ik dit dicht bij de kinderen? Ik heb nog geen idee. Toch leg ik de volgende dag de bijhorende werkbladen op de tafel van de kinderen en na het zingen van een paar psalmen en een gebed start ik met de Bijbelles. Een paar kinderen lezen de eerste verzen voor uit het Bijbelgedeelte en daarna vullen we de eerste vraag in.
We zijn nog maar net begonnen, of er gaan al twee vingers de lucht in. ‘Lara?’, geef ik een meisje de beurt. ‘Maar juf,’ begint ze, ‘ik vraag me af waarom de Heere God dingen van ons verwacht die we helemaal niet kunnen. Hij weet toch dat we elke dag zondige dingen doen?’ Bam, zo ineens wordt mijn twijfel beschaamd: ik hoef het niet dicht bij de kinderen te brengen, het Bijbelgedeelte spreekt zelf al tot hen. Deze pakkende en oprechte vraag vanuit een kinderhart doet me beseffen: deze les kan uitdagender worden dan ik van tevoren had bedacht.
Een goede vraag
Vol verwachting kijkt het meisje, net als de rest van de klas naar mij. Alsof ze allemaal willen zeggen: dat vraag ik mij eigenlijk ook af. Nu moet ik, als jonge juf hier een antwoord op gaan geven. Ik ga goed op mijn kruk zitten en begin: ‘Wat een goede vraag stel je. Ik ga mijn best doen hier zo goed mogelijk antwoord op te geven.’
Het flitst door mij heen dat het goed is om de kinderen te laten merken dat je als juf geen volmaakt verstand hebt. Je hoeft niet overal een pasklaar antwoord op te hebben. Helemaal als het gaat om Bijbelse zaken. ‘De Heere God heeft ons geschapen als volmaakte mensen. We waren in staat om niets verkeerds te doen. Maar Hij gaf ons ook een eigen verantwoordelijkheid, en daar hebben wij misbruik van gemaakt. We deden verkeerde dingen en doen dat nog steeds. Maar de Heere God heeft ons nog steeds lief en wil ook graag dat wij Hem lief gaan hebben, en daarom vraagt Hij van ons om Zijn wil te doen.’ Zo vervolg ik mijn antwoord. Ik zie aan Lara dat ze aandachtig luistert en nadenkt over mijn antwoord. En blijkbaar doen de andere kinderen dat ook, want er schieten ondertussen al weer vijf vingers de lucht in.
Mijn baan
Juf zijn, het lijkt voor buitenstaanders soms niet meer dan een paar lesjes geven en wat knippen en plakken. Maar tijdens deze Bijbelles voelde ik mij een nietig mensje met een enorme verantwoordelijkheid. Juf zijn is niet zomaar een baan, het is naast een vak waar je voor kiest ook een roeping. God geeft de talenten om dit beroep uit te mogen oefenen en dus ook met de kinderen te praten over Zijn Woord.
De tijd tikt door, we hadden allang moeten starten met de rekenles. Het maakt me niks uit, want de Bijbelles die zo moeilijk leek, is zo waardevol geworden. Laat de kinderen maar vragen, denk ik bij mijzelf. Dit is ten diepste waarom ik juf wilde worden: ik wil ze zo graag vertellen over God en Zijn genade. Vanuit mijn hart klimt een gebed op of de Heere mij wil helpen om de kinderen over Hem te vertellen, en bovenal of Hij het onderwijs dat ik mag geven wil zegenen in hun harten.
Zo ga ik aan het einde van de dag naar huis. In de auto denk ik eens terug aan de werkdag die achter mij ligt. Wat is de dag anders gegaan dan ik verwachtte. Ik zal nooit meer vooraf denken dat een Bijbelles saai zal zijn, neem ik me vanaf dat moment voor. God kan zo anders werken dan dat wij als mensen denken!